Burgerschap Vitalis
maandag 4 juni 2012
zaterdag 12 mei 2012
-
Passend onderwijs – kinderen met een rugzakje worden op een
speciale manier begeleid op het regulier onderwijs.
Dit idee is voortgekomen uit de overtuiging dat elk kind
onderwijs krijgt dat het best bij zijn of haar talenten en beperkingen past.
Dankzij dit besluit kunnen ook kinderen met een stoornis of een handicap vanaf
2012 een reguliere school bezoeken, met behulp van de extra begeleiding die
daarvoor beschikbaar wordt gesteld.
Voor ieder kind moet er een passende onderwijsplek zijn. Ook als
het kind een handicap of gedragsproblemen heeft, moet het met extra begeleiding
en maatwerk naar het reguliere onderwijs kunnen. Pas als het echt nodig is komt
speciaal onderwijs in beeld.
Wat zijn de
uitgangspunten?
Het kabinet heeft een ontwikkelingskader opgesteld dat bestaat uit de volgende uitgangspunten:
Het kabinet heeft een ontwikkelingskader opgesteld dat bestaat uit de volgende uitgangspunten:
- Het kind
moet centraal staan. Dat betekent dat het aanbod moet worden afgestemd op
de behoeften van elk kind afzonderlijk.
- Passend
Onderwijs houdt in dat een kind, door middel van overleg tussen
schoolbestuur en ouders, op een school wordt geplaatst waar de
mogelijkheden van het kind het meest tot zijn recht kunnen komen. Dat kan
zowel binnen het regulier of het speciaal onderwijs zijn, maar
tussenvormen zijn ook mogelijk.
- De
kwaliteit van het onderwijs goed moet zijn, zodat ouders erop kunnen
vertrouwen dat het onderwijs van goede kwaliteit is.
- Leerkrachten
moeten voldoende bekwaam zijn om Passend Onderwijs in de klas te realiseren.
- Het
zorgaanbod van de school en de jeugdzorg (+AWBZ-zorg) voor kinderen die
ondersteuning nodig hebben moeten goed op elkaar afgestemd zijn.
- Het
proces van indicatiestelling moet minder bureaucratisch en moet meer
handelingsgericht zijn. Dat wil zeggen dat het antwoord moet geven op de
volgende vraag: wat willen we met deze leerling bereiken in het onderwijs
en wat is daarvoor nodig?
- De
middelen die beschikbaar zijn voor zorgleerlingen en die vrijkomen voor de
invoering van Passend Onderwijs dienen hoofdzakelijk ten goede te komen
aan het primaire proces: dus ten behoeve van het werken in de klas.
- Op Rijksniveau dienen de uitgaven voor extra zorg beheersbaar te zijn.
Deze
uitgangspunten zijn leidend bij de invoering van Passend Onderwijs.
Naast deze gevolgen voor kinderen, blijkt ook dat regels binnen de zorgstructuur vaak erg ingewikkeld zijn.
Passend onderwijs kan veranderingen met zich meebrengen voor
leraren en begeleiders. Leerlingen krijgen zo veel mogelijk een
ondersteuningsaanbod binnen het reguliere onderwijs. Het blijft wel mogelijk om
ongeveer 70.000 leerlingen in het (v)so te plaatsen. Een nauwe samenwerking
tussen speciaal en regulier onderwijs en meer gelegenheid voor
professionalisering, biedt leraren mogelijkheden om te kunnen omgaan met
(grotere) verschillen in de klas.
Waarom nodig?
Veel kinderen die extra zorg nodig hebben, vallen tussen het wal en het schip. Het huidige zorgsysteem maakt dat scholen vaak onvoldoende of te laat een passend aanbod kunnen leveren. Teveel kinderen met gedragsproblemen of een handicap komen dan thuis te zitten. Daarnaast zijn scholen die wel onderwijs op met maat brengen vaak ver weg uit de leefomgeving van het kind. Hierdoor raken de leerlingen geïsoleerd van hun eigen omgeving en kunnen ze moeilijk integreren. Door de zorg die rondom het kind word gegeven, wordt het beter op elkaar aangesloten en komt het kind beter tot zijn recht in de maatschappij en in het onderwijs!
Veel kinderen die extra zorg nodig hebben, vallen tussen het wal en het schip. Het huidige zorgsysteem maakt dat scholen vaak onvoldoende of te laat een passend aanbod kunnen leveren. Teveel kinderen met gedragsproblemen of een handicap komen dan thuis te zitten. Daarnaast zijn scholen die wel onderwijs op met maat brengen vaak ver weg uit de leefomgeving van het kind. Hierdoor raken de leerlingen geïsoleerd van hun eigen omgeving en kunnen ze moeilijk integreren. Door de zorg die rondom het kind word gegeven, wordt het beter op elkaar aangesloten en komt het kind beter tot zijn recht in de maatschappij en in het onderwijs!
Naast deze gevolgen voor kinderen, blijkt ook dat regels binnen de zorgstructuur vaak erg ingewikkeld zijn.
Praktijk
In veel regio’s zijn schoolbesturen al gestart met het vormen van passend onderwijs. Een eerste stap is vaak om alle partners met elkaar in gesprek te laten raken. Er moet vooral aandacht gegeven worden aan samenwerkingsverbanden, om te realiseren waar het om gaat bij maatwerk. Naast organisaties als Jeugdzorg, gemeente en Zorg Advies Teams is ook de samenwerking met ouders erg belangrijk.
In veel regio’s zijn schoolbesturen al gestart met het vormen van passend onderwijs. Een eerste stap is vaak om alle partners met elkaar in gesprek te laten raken. Er moet vooral aandacht gegeven worden aan samenwerkingsverbanden, om te realiseren waar het om gaat bij maatwerk. Naast organisaties als Jeugdzorg, gemeente en Zorg Advies Teams is ook de samenwerking met ouders erg belangrijk.
Van een school vraagt het erg veel om op de juiste manier
passend onderwijs te geven. Er wordt
nagedacht over een taakverdeling, en of het nodig is dat het personeel wordt versterkt.
nagedacht over een taakverdeling, en of het nodig is dat het personeel wordt versterkt.
Bronnen:
http://www.passendonderwijs.nl/wat-betekent-het-voor-u/leraren/
http://www.ouders.net/school-en-thuis/passend-onderwijs.html
http://www.leraar24.nl/dossier/2859
http://www.passendonderwijs.nl/wat-betekent-het-voor-u/leraren/
http://www.ouders.net/school-en-thuis/passend-onderwijs.html
http://www.leraar24.nl/dossier/2859
-
Vragen over speciaal onderwijs:
1. Wat is een ambulante begeleider?
2. Hoeveel soorten speciaal onderwijs zijn er wel?
3. Wat betekend cluster 1 (2,3,4)
4. Wat betekent REC?
5. Leg kort uit ’zo gewoon als het kan maar zo speciaal als het moet’.
6. Wat is LGF?
7. Wat kan een OA doen om te signaleren
8. Wat zijn de grote veranderingen na augustus 2012?
9. Bespreek 3 zorgarrangementen.
1. Wat is een ambulante begeleider?
2. Hoeveel soorten speciaal onderwijs zijn er wel?
3. Wat betekend cluster 1 (2,3,4)
4. Wat betekent REC?
5. Leg kort uit ’zo gewoon als het kan maar zo speciaal als het moet’.
6. Wat is LGF?
7. Wat kan een OA doen om te signaleren
8. Wat zijn de grote veranderingen na augustus 2012?
9. Bespreek 3 zorgarrangementen.
Kinderen die het reguliere onderwijs niet kunnen volgen, kunnen terecht bij
het speciaal onderwijs of met leerlinggebonden financiering (rugzakje) op de
basisschool. Het gaat dan om kinderen met leer- of gedragsproblemen,
lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicaps, langdurig zieke
kinderen of kinderen met gedragsstoornissen. Op een speciale school krijgt
het kind onderwijs en speciale, op het kind afgestemde hulp en begeleiding.
3 soorten beperkingen:
- slechthorendheid
- kinderen met autisme
- kinderen met spraak en taal problemen, of combinatie daarvan
3 soorten beperkingen:
- slechthorendheid
- kinderen met autisme
- kinderen met spraak en taal problemen, of combinatie daarvan
Kenmerken: les geven in kleine groepje, speciale
apparatuur, betere communicatie bij de kinderen.
Antwoorden op de
vragen:Ambulant
begeleider komt in het regulier onderwijs om de leerkracht uit te leggen hoe je
een kind met een beperking begeleid. Hij of zij komt op verschillende plekken.
De ambulant begeleider komt één keer in de drie weken, mag niet minder.
De taken van een ambulant begeleider:
De taken van een ambulant begeleider:
- plannen
maken
- observeren
- gesprekken met de leerkracht
- gesprekken met de ouders
- hoe gaan we de rugzak inzetten
- observeren
- gesprekken met de leerkracht
- gesprekken met de ouders
- hoe gaan we de rugzak inzetten
Er zijn 10 soorten scholen van speciaal onderwijs die zijn
onderverdeeld in vier clusters.
Cluster 1:
Scholen voor blinde of slechtziende kinderen. Werken landelijk. Dit cluster is voor leerlingen met een visuele beperking. Die kent een andere organisatievorm en heeft geen REC’s.
Scholen voor blinde of slechtziende kinderen. Werken landelijk. Dit cluster is voor leerlingen met een visuele beperking. Die kent een andere organisatievorm en heeft geen REC’s.
Cluster 2:
Scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden en kinderen met communicatieve zoals bepaalde vormen van autisme eventueel in combinatie met een andere handicap. Van deze clusters zijn er 32.
Scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden en kinderen met communicatieve zoals bepaalde vormen van autisme eventueel in combinatie met een andere handicap. Van deze clusters zijn er 32.
Cluster 3:
Scholen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, kinderen met epilepsie en meervoudig gehandicapte kinderen die zeer moeilijk leren. In combinatie met een andere handicap.
Scholen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, kinderen met epilepsie en meervoudig gehandicapte kinderen die zeer moeilijk leren. In combinatie met een andere handicap.
Cluster 4:
Scholen voor kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen en verbonden aan pedagogische instituten. PI zijn er maar 7 in Nederland, kinderen van basisschoolleeftijden.
Scholen voor kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen en verbonden aan pedagogische instituten. PI zijn er maar 7 in Nederland, kinderen van basisschoolleeftijden.
REC betekent regionaal expertise centrum. Het is een gebied waar
speciale scholen samen werken. Dit is door de wet geregeld. Er zijn veel meer
REC’s van cluster 3 dan cluster 1, omdat ze daar landelijk werken. Het REC
ondersteund de ouders als ze een verzoek willen indienen om een indicatie. Ook
kunnen ze de ouders vertellen welke gegevens ze
over hun zoon of dochter moeten aanleveren bij een CvI. .(= Commissie voor
indicatiestelling) Het REC helpt ouders bij het invullen van een
aanmeldingsformulier. Het REC verzorgt tevens bepaalde vormen van diagnostiek
en verlengde diagnostiek (bv. observatie). Bovendien organiseren en bieden de
REC’s ambulante begeleiding aan reguliere scholen waar kinderen met een
beperking les krijgen. Tenslotte maakt een REC afspraken met reguliere scholen
over de begeleiding van kinderen met een rugzak.
Wec = wet op de expertise centra
scholen voor S.O. worden verdeeld in REC's (expers zijn werkzaam die leerkracht ondersteunen).
scholen voor S.O. worden verdeeld in REC's (expers zijn werkzaam die leerkracht ondersteunen).
Een kind
start altijd op een basisschool. Als er bij kinderen in het eerste levensjaar
al kenmerken zichtbaar zijn zoals bij syndroom van down of dove kinderen, gaan
ze meteen naar het speciaal onderwijs. Tot en met het 8ste
levensjaar leren kinderen de talen beter kennen. Sommige kinderen worden
tweetalig opgevoed. In de kleuterperiode
kun je snel zien of een kind mee loopt of achterblijft. Wanneer dit niet
zo is, zal een intern begeleider kijken wat er aan gedaan kan worden.
Er worden allemaal onderzoeken gedaan op verschillende gebieden. Het kind zal psychologisch, logopedisch, psychiatrisch en medisch onderzocht worden. Alle onderzoeken gaan dan naar het CVI (commissie van indicatie instellingen). Daar wordt gekeken of de problemen groot genoeg zijn.
Dan krijgt het kind een stempel en beslissen de ouders waar het kind naartoe gaat. Ze kunnen kiezen om met het geld wat ze van het Ministerie krijgen, het kind naar een basisschool te sturen met een ambulante begeleider vanuit het speciaal onderwijs. De andere kant is om het kind naar het speciaal onderwijs te sturen. Het ligt ook aan de beperking. Als de beperking licht is, kan het kind naar de basisschool en worden daar middelen ingezet. Is het te veel, toch naar speciaal onderwijs.
Er worden allemaal onderzoeken gedaan op verschillende gebieden. Het kind zal psychologisch, logopedisch, psychiatrisch en medisch onderzocht worden. Alle onderzoeken gaan dan naar het CVI (commissie van indicatie instellingen). Daar wordt gekeken of de problemen groot genoeg zijn.
Dan krijgt het kind een stempel en beslissen de ouders waar het kind naartoe gaat. Ze kunnen kiezen om met het geld wat ze van het Ministerie krijgen, het kind naar een basisschool te sturen met een ambulante begeleider vanuit het speciaal onderwijs. De andere kant is om het kind naar het speciaal onderwijs te sturen. Het ligt ook aan de beperking. Als de beperking licht is, kan het kind naar de basisschool en worden daar middelen ingezet. Is het te veel, toch naar speciaal onderwijs.
Wanneer je
als ouder(s) kiest voor speciaal onderwijs, worden er intake gesprekken
geregeld. Ook wanneer een kind niet dichter dan 4 km bij de school woont, wordt er gezorgd voor
vervoer. Zo gewoon als het verantwoord is houden we de kinderen het liefst op
de basisschool en anders speciaal onderwijs, want dan moet het.
Voor het
kind zijn er een aantal voordelen als het op het reguliere basisonderwijs zit.
Het kind is dan op tijd thuis, vriendjes zijn dichtbij en dicht bij huis, in
een vertrouwde omgeving.
Naast speciaal onderwijs bestaat sinds 2003 ook het LGF. Dat betekent
leerlinggebonden financiering, ook
wel de rugzak genoemd. Deze zorgt voor extra ondersteuning van kinderen met een
handicap binnen het reguliere onderwijs.
Een onderwijsassistent die in het speciaal onderwijs werkt,
heeft een grote taak. Vaak werken onderwijsassistenten bij jonge kinderen,
bijvoorbeeld bij groep 3/4 bij de taalgevoelige periode. Ze hebben dezelfde
taken als de leerkracht. Ze mogen niet de klas overnemen, maar wel lesjes
geven. Ze kunnen met kinderen apart gaan lezen, of in groepjes. Ook is het voor
de kinderen heel fijn als de stof al een keer is doorgenomen. Als ze dan nog
een keer dezelfde les krijgen, weten ze al veel. Je kunt dan als onderwijs
alvast met de kinderen oefenen. Dat noemen we bijles.
Ook heb je nog andere taken zoals de kinderen helpen bij het
tanden poetsen en surveilleren. Je gaat mee op huisbezoeken en je woont de
ouderavond bij. Een andere taak die heel belangrijk is, is het observeren. Als
de leerkracht bezig is met een les, kun je als onderwijs heel goed letten op
een bepaald kind en het gedrag daarvan.
Er is in augustus 2012 een grote verandering plaatsgevonden.
De Wet op het passend onderwijs is gekomen. Passend onderwijs is een tussen
school. Scholen krijgen zorgplicht. De scholen gaan meer samenwerken. De REC’s
brengen nog meer kennis over op de leerkrachten op de basisschool. Er komen
samenwerkingsverbanden. Vragen zoals:
Waar komt meer zorg? Waar gaat het geld naar toe? Het speciaal onderwijs
moet kleiner. De klassen moeten groter worden en veel mensen moeten weg,
vanwege bezuinigingen. Speciaal onderwijs gaat werken met zorgarrangementen.
Zorgarrangement:
1. Licht arrangement:
Leerling blijft op de basisschool met hulp van een ambulant begeleider (minder tijd beschikbaar
dan voorheen)
1. Licht arrangement:
Leerling blijft op de basisschool met hulp van een ambulant begeleider (minder tijd beschikbaar
dan voorheen)
2. Medium arrangement:
Leerling blijft voorlopig op de basisschool met veel hulp van een ambulant begeleider.
Leerling blijft voorlopig op de basisschool met veel hulp van een ambulant begeleider.
3. Intensief arrangement:
Leerling wordt geplaatst op het speciaal onderwijs. Kwaliteit van nu kunnen we niet blijven doen.
Leerling wordt geplaatst op het speciaal onderwijs. Kwaliteit van nu kunnen we niet blijven doen.
Hoe ziet speciaal
onderwijs er nu uit?
Leerlingen worden geplaatst in kleine groep van twaalf kinderen. Tijdens de kleuterperiode en de aanvangsgroepen (groep 3 en 4) wordt er extra ondersteuning geboden van een onderwijsassistent. Een leerling mag maximaal drie jaar verblijven op het speciaal onderwijs.
Naast de groepsleerkrachten is er ondersteuning van logopedisten, psychologen, fysiotherapeuten, maatschappelijk werk, speltherapeuten, vakleerkrachten gym en muziek. Tot het dertiende levensjaar mag je verblijven op het SO. Daarna kun je kiezen voor het regulier onderwijs of voor het V.S.O. na de herindicatie. Dat is het voortgezet, speciaal onderwijs.
Bronnen:
Opdracht van College
Leerlingen worden geplaatst in kleine groep van twaalf kinderen. Tijdens de kleuterperiode en de aanvangsgroepen (groep 3 en 4) wordt er extra ondersteuning geboden van een onderwijsassistent. Een leerling mag maximaal drie jaar verblijven op het speciaal onderwijs.
Naast de groepsleerkrachten is er ondersteuning van logopedisten, psychologen, fysiotherapeuten, maatschappelijk werk, speltherapeuten, vakleerkrachten gym en muziek. Tot het dertiende levensjaar mag je verblijven op het SO. Daarna kun je kiezen voor het regulier onderwijs of voor het V.S.O. na de herindicatie. Dat is het voortgezet, speciaal onderwijs.
Bronnen:
Opdracht van College
-
Meervoudige
intelligentie:
Mensen leren op verschillende manieren. De een leert door doen, de ander moet het ‘voor zich zien’ en een derde persoon moet de informatie eerst voor zichzelf ordenen om het te kunnen begrijpen. Als wij kinderen in het onderwijs iets willen leren, als wij willen dat alle kinderen begrijpen en onthouden, is het nodig dat er rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de kinderen.
De theorie van Meervoudige Intelligentie gaat daarover. De psycholoog Howard Gardner kijkt anders aan tegen intelligentie aan, dan hoe de meeste mensen denken. Deze theorie gaat uit van meerdere intelligenties die ontwikkelbaar zijn. Gardner definieert intelligentie als volgt: "Intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen en ook het vermogen om nieuwe problemen te bedenken". Menselijke vermogens reiken veel verder dan lezen, schrijven en rekenen. Het is belangrijk het onderwijs ook aandacht besteedt aan capaciteiten zoals aan muzikaal vermogen, beeldend vermogen of waarnemingsvermogen. Kinderen moeten volgens deze theorie iets doen met hun talenten/intelligenties. Dan gaat de school verder dan einddoelen en die ontwikkelingen zo omzet in levensvaardigheden. Scholen die deze theorie toepassen, proberen uit te gaan van de sterke kanten (matchen) en tegelijkertijd de zwakke punten bij te schaven (stretchen). De brede ontwikkeling wordt gestimuleerd. Zwakke en sterke kanten leren ze kennen zodat die worden omgezet in leren, samen werken en communiceren. Kort gezet het benutten van je intelligenties.
Mensen leren op verschillende manieren. De een leert door doen, de ander moet het ‘voor zich zien’ en een derde persoon moet de informatie eerst voor zichzelf ordenen om het te kunnen begrijpen. Als wij kinderen in het onderwijs iets willen leren, als wij willen dat alle kinderen begrijpen en onthouden, is het nodig dat er rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de kinderen.
De theorie van Meervoudige Intelligentie gaat daarover. De psycholoog Howard Gardner kijkt anders aan tegen intelligentie aan, dan hoe de meeste mensen denken. Deze theorie gaat uit van meerdere intelligenties die ontwikkelbaar zijn. Gardner definieert intelligentie als volgt: "Intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen en ook het vermogen om nieuwe problemen te bedenken". Menselijke vermogens reiken veel verder dan lezen, schrijven en rekenen. Het is belangrijk het onderwijs ook aandacht besteedt aan capaciteiten zoals aan muzikaal vermogen, beeldend vermogen of waarnemingsvermogen. Kinderen moeten volgens deze theorie iets doen met hun talenten/intelligenties. Dan gaat de school verder dan einddoelen en die ontwikkelingen zo omzet in levensvaardigheden. Scholen die deze theorie toepassen, proberen uit te gaan van de sterke kanten (matchen) en tegelijkertijd de zwakke punten bij te schaven (stretchen). De brede ontwikkeling wordt gestimuleerd. Zwakke en sterke kanten leren ze kennen zodat die worden omgezet in leren, samen werken en communiceren. Kort gezet het benutten van je intelligenties.
1.
Logisch-Mathematisch: logisch
nadenken, abstractie, onderzoekend, motivatie om de fysieke wereld te
verklaren. (Getal of rekenslim)
2.
Verbaal-linguïstisch: gevoelig
voor taal, goed in spreken/luisteren/lezen, functioneel taalgebruik, goed in
grammatica. (woord of taal slim)
3.
Visueel-ruimtelijk: goed
geheugen voor beelden, leren door te kijken, sterk ontwikkeld topografisch
gevoel, goed in staat emoties en ervaringen te visualiseren. (Met materiaal en
ruimte iets kunnen inschatten)
4.
Lichamelijk-kinesthetisch: sterk
besef van eigen lichaam, sterke motorische beheersing, behoefte aan beweging,
leren door te doen. (Manier waarop je je lijf en ledematen beweegt + kracht en
uithoudingsvermogen)
5.
Interpersoonlijk:
begrijpen van anderen, gevoelig voor stemming van anderen, in staat anderen te
motiveren, sterk vermogen tot empathie. (Hoe sociaal je bent en hoe gemakkelijk
je sociale contacten legt.
6.
Intrapersoonlijk:
zelfkennis, nadenken over eigen handelen, aanpassingsvermogen, persoonlijk
ontwikkelen. (Hoe goed ken ik mezelf, mijn emotie? En hoe goed ken ik mijn
drijfveren?)
7.
Muzikaal-ritmisch: gevoelig
voor geluid, toonhoogte en ritmevast, koppeling van emotie en geluid, goed
geheugen voor muziek. (Intelligent kunnen werken met ritmes en melodieën)
8.
Naturalistisch-ecologisch:
belangstelling voor de natuur, observatie en herkenning, verzamelen en ordenen,
omgang met planten en dieren.
Elk mens is uniek. Ook intelligenties zijn uniek. Alle
intelligenties werken samen met elkaar en werken op elkaar in. Als de ene
intelligenties zich ontwikkelt, worden de andere intelligenties onbewust
gestimuleerd. Als je bijvoorbeeld zingt, ben je meteen ook bezig met de taalintelligentie die gestimuleerd wordt. Als
iemand doet waar hij goed in is, gaan de intelligenties waar hij niet zo goed
in is, ook beter. Intelligenties hebben elkaar nodig en stimuleren elkaar. Doen
waar je goed in bent of wilt worden geeft je dit veel plezier en meer
ontspanning.
Het uitg angspunt
De theorie van meervoudige intelligentie gaat ervan uit dat iedereen talenten heeft die niet zijn te vatten in de simpele constatering dat iemand 'meer of minder intelligent' is. De een is verbaal heel sterk en leert gemakkelijk door gebruik te maken van taal. Een ander ziet snel verbanden of logische gevolgen en een derde kan goed omgaan met ruimtelijk inzicht of maakt gebruik van klanken en ritmes.
Het gaat er dus niet om hoe intelligént je bent, maar hóé je intelligent bent!
Elk mens heeft een eigen 'intelligentieprofiel' waarin hij of zij zich onderscheidt van de ander.
De theorie van meervoudige intelligentie gaat ervan uit dat iedereen talenten heeft die niet zijn te vatten in de simpele constatering dat iemand 'meer of minder intelligent' is. De een is verbaal heel sterk en leert gemakkelijk door gebruik te maken van taal. Een ander ziet snel verbanden of logische gevolgen en een derde kan goed omgaan met ruimtelijk inzicht of maakt gebruik van klanken en ritmes.
Het gaat er dus niet om hoe intelligént je bent, maar hóé je intelligent bent!
Elk mens heeft een eigen 'intelligentieprofiel' waarin hij of zij zich onderscheidt van de ander.
dinsdag 13 december 2011
Welkomswoord
Hallo,
Ik ben Claudia en ik volg de opleiding onderwijsassistent. Als opdracht voor burgerschap laat ik door middel van deze blog zien wat mij intereseert over verschillende onderwerpen. Die onderwerpen noemen we domeinen. Er zijn vijf domeinen waar ik informatie van presenteer:
- Politiek burgerschap
- Vitaal Burgerschap
- Kritisch consument
- Economisch burgerschap
- Sociaal Cultureel burgerschap
- Meervoudige intelligentie
Ik ben Claudia en ik volg de opleiding onderwijsassistent. Als opdracht voor burgerschap laat ik door middel van deze blog zien wat mij intereseert over verschillende onderwerpen. Die onderwerpen noemen we domeinen. Er zijn vijf domeinen waar ik informatie van presenteer:
- Politiek burgerschap
- Vitaal Burgerschap
- Kritisch consument
- Economisch burgerschap
- Sociaal Cultureel burgerschap
- Meervoudige intelligentie
Abonneren op:
Posts (Atom)